Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

 

Artikel 9.30a Instemmingsbevoegdheid gezamenlijke vergadering personeel/studenten
1
Indien een besluit als bedoeld in artikel 9.30, eerste lid onderdeel a, is genomen, is er aan een universiteit een gezamenlijke vergadering verbonden. Van deze vergadering maken deel uit de leden van de ondernemingsraad en de leden van het orgaan dat is ingesteld op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid tweede volzin.
2
Het college van bestuur behoeft de voorafgaande instemming van de gezamenlijke vergadering voor elk door het college van bestuur te nemen besluit met betrekking tot de vaststelling of wijziging van:
a
het instellingsplan, bedoeld in artikel 2.2,
b
de vormgeving van het systeem van kwaliteitszorg overeenkomstig artikel 1.18, eerste lid, alsmede het voorgenomen beleid in het licht van de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordeling, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, tweede volzin, en
c
het bestuurs- en beheersreglement, bedoeld in artikel 9.4.
3
Het college van bestuur stelt, met inachtneming van de voorschriften bij of krachtens deze wet, een reglement voor de gezamenlijke vergadering vast. Artikel 9.34, tweede lid en derde lid aanhef en onderdelen f en g, is van overeenkomstige toepassing. In het reglement kunnen worden geregeld de aangelegenheden waarover de gezamenlijke vergadering, onverminderd het tweede lid, instemmingsrecht heeft. In het reglement wordt, indien de aantallen leden van de ondernemingsraad en het orgaan, bedoeld in het eerste lid, niet gelijk zijn, tevens geregeld de wijze waarop voor beide geledingen wordt voorzien in gelijke invloed op de besluitvorming binnen de gezamenlijke vergadering.
4
De commissie voor geschillen, bedoeld in artikel 9.39, neemt kennis van geschillen op verzoek van het college van bestuur, indien het college van bestuur ten aanzien van een, na overleg al dan niet gewijzigd, te nemen besluit dat ingevolge het tweede of derde lid, instemming behoeft, de vereiste instemming niet heeft verworven en het college van bestuur zijn voorstel wenst te handhaven. De artikelen 9.40, derde en vijfde lid, en 9.41 zijn van overeenkomstige toepassing.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •